Archief online artikels
Onze online-artikels vervangen sinds mei 2012 de bijdragen in het Infoblad dat driemaandelijks verscheen. De AVBG wil zo sneller op de actualiteit inspelen en tegelijk een nog ruimer publiek bereiken.
De Distel, het gebouw op de hoek Blindestraat-Gratiekapelstraat dat de modernistische architect Alfons Francken in 1923 ontwierp als winkel van benodigdheden voor kunstenaars en academiestudenten, werd onlangs omgevormd tot studentenstudio's. De verbouwing ging gepaard met de sloop van waardevolle onderdelen. Momenteel (sinds juli 2012) wordt het kantoorgebouw van Stynen en De Meyer onder handen genomen, en daarbij is alvast het achterliggende gedeelte van het complex gesloopt.
Balans van een renovatie. De Distel van Alfons Francken
Auteur: Stefaan Grieten
Publicatie: 14/09/2012
Eerder al werd in het Infoblad aandacht besteed aan De Distel, het gebouw op de hoek Blindestraat-Gratiekapelstraat dat de modernistische architect Alfons Francken in 1923 ontwierp als winkel van benodigdheden voor kunstenaars en academiestudenten. [1] De firma breidde zijn gebouwenpatrimonium gevoelig uit, en bij de sluiting in 2008 besloeg het behalve het oorspronkelijke hoekgebouw nog vier aanpalende panden in de Blindestraat, waaronder het kantoorgebouw dat Léon Stynen en Paul De Meyer in 1948 ontwierpen voor koffiegroothandel Wuyts en Installé. De panden met huisnummers 18 en 16 zijn sindsdien omgevormd tot studentenkoten. De verbouwing ging gepaard met de sloop van waardevolle onderdelen. Momenteel (sinds juli 2012) wordt het kantoorgebouw van Stynen en De Meyer onder handen genomen, en daarbij is alvast het achterliggende gedeelte van het complex gesloopt.
Afbeelding 1: De Distel vóór de verbouwing. (Foto S. Grieten, november 2009)
Afbeelding 2: De Distel na de verbouwing. (Foto S. Grieten, juli 2012)
Afbeelding 3 (links): De winkelingang van De Distel vóór de verbouwing. (Foto S. Grieten, juli 2008)
Afbeeldingen 4-5 (rechts en onder): De zone van de winkelingang na de verbouwing. (Foto S. Grieten, juli 2012)
De gevolgen van de renovatie zijn alvast duidelijk voor het in 1923 door Francken ontworpen hoekgebouw. De buitengevels werden gereinigd, waardoor de expressieve kwaliteiten van het metselwerk opnieuw tot hun recht komen. Tegelijk echter zijn tal van onderdelen die deel uitmaken van het oorspronkelijke ontwerp en die nog intact bewaard waren, onherroepelijk verdwenen. De winkelingang met links en rechts van de doorgang kleine vitrines, en met een bovenlicht dat fungeerde als extra uitstalraam, is herleid tot een muurelement met raamopening. Het bovenlicht zelf is weggewerkt, en ook het geraffineerde houtwerk dat het bovenlicht aan de buitenzijde sierde, werd niet behouden. Ook de oorspronkelijke ramen zijn gesloopt. In de plaats daarvan kwamen ramen in gemoffeld staal met brede profielen, van een model dat momenteel frequent wordt toegepast in nieuwbouw en bij renovaties, ongeacht de bouwhistorische context. De oorspronkelijke raamindeling is in dit geval weliswaar geïmiteerd. Ook de aanpassing van de vroegere winkelingang en voor de kleinere deur links in de gevel is uitgevoerd in dit materiaal. Ramen en deuren zijn uitgevoerd in een donkergrijze kleur, terwijl de bestaande raamomlijstingen en de gevelmast geschilderd zijn in een daaraan verwante tint. De lijst tussen beneden- en eerste verdieping, de verticale banden links en rechts van de ramen en de ondiepe nis onder de gevelmast waren eerder al in die kleur geschilderd, al is dit niet de oorspronkelijke afwerking. [2]
Afbeelding 6: Vitrines zoals de nu verdwenen exemplaren van De Distel komen hier en daar nog in het straatbeeld voor, zoals in het hoekpand Minderbroedersrui-Minderbroedersstraat, met rechts van de ingang een kleine muurvitrine. (Foto’s S. Grieten, juli 2012)
Het verwijderen van de genoemde oorspronkelijke onderdelen betekent een verlies voor de architecturale en architectuurhistorische waarde van dit gebouw. Ze maakten immers als bepalende elementen deel uit van het oorspronkelijke ontwerp. Bovendien heeft de verbouwing de typologische en historische identiteit van het pand zwaar verminkt. Precies de duidelijk gedefinieerde winkelingang met links ervan het grote etalageraam had daarin een essentiële functie. De identiteit van De Distel – waaraan ook het bewaarde reliëf van een distel in de gevel van de Blindestraat refereert - had een functionele relatie met de omgevende academiebuurt en een historische relevantie van 85 jaar. De nieuw toegevoegde elementen verlenen het gebouw door hun banale vormgeving een gevoelige minwaarde, nog versterkt door de donkere kleur. Dergelijke donkere tinten worden overigens de laatste jaren vaak toegepast bij renovaties van historische panden, als een schijnbare passe-partoutoplossing die een stijlvol en trendy cachet dient te verlenen aan gelijk welk gebouw, ongeacht de individuele (bouw)historische eigenschappen en kwaliteiten ervan. Die kwaliteiten waren in het geval van De Distel nochtans zichtbaar en gekend. De gesloopte onderdelen waren in goede staat of konden gerestaureerd worden, en integratie in de nieuwe bestemming van het hoekpand als woongelegenheid voor studenten was zeker mogelijk. Het is onduidelijk in hoeverre de oorspronkelijke interieurafwerking nog aanwezig was, maar alleszins was in het winkelgedeelte nog schrijnwerk en meubilair bewaard, evenals het mechanisme voor de rolluiken. In de gang die leidde naar de hogerop gelegen wooneenheden was de tegelvoer en de muurafwerking ook bewaard.
Afbeelding 7 (links): De panden Blindestraat 18 en 16 vóór de verbouwing (Foto S. Grieten, november 2009)
Afbeelding 8 (rechts): Het pand Blindestraat 18 na de verbouwing. Deur en ramen zijn vervangen door typische ramen in gemoffeld staal. Het typische uithangbord van De Distel is verwijderd (Foto S. Grieten, juli 2012)
De renovatie heeft niet alleen een gevoelige verminking van het historische gebouw van Francken met zich mee gebracht, maar ook een aantal banaliserende elementen toegevoegd die de architecturale en erfgoedwaarden van De Distel eroderen. Een ontwerp dat deze waarden bewust respecteerde en ze combineerde met de nieuwe functie van het gebouw was nochtans haalbaar geweest en had deze mislukking kunnen verhinderen. Het probleem is echter algemener dan de aanpak van De Distel: in de heersende renovatiepraktijk in Antwerpen spelen de intrinsieke kwaliteiten, mogelijkheden en beperkingen van het monument in kwestie doorgaans geen rol. De economische belangen van de opdrachtgever, in combinatie met de praktische voordelen van standaardoplossingen dicteren daarentegen de praktijk. Vrijwel elke renovatie van een historisch pand impliceert daarom een gevoelig verlies, en het verhaal van De Distel keert in varianties terug op andere bouwwerven, zoals de aanpassing van het kantoorgebouw van Marc Appel (1960) in de nabij gelegen Keizerstraat. Niet toevallig geldt het ook daar een verbouwing ten behoeve van studentenhuisvesting. De vraag naar studentenkoten is groot en stijgt, zodanig dat veel woonhuizen, bedrijfs- en kantoorgebouwen stelselmatig worden omgevormd tot koten. De druk weegt niet enkel op de erfgoedwaarden van het gebouwenpatrimonium in de typische studentenbuurten, maar ook op de gezonde sociale mix van de buurten en hun bevolking, een begrip waaraan zoveel lippendienst bewezen wordt. Dit is slechts één van de factoren die het bestaande gebouwenpatrimonium in de stad uithollen. Voor De Distel maken dergelijke overwegingen alvast niets meer uit. Au suivant?
Noten:
[1] S. Grieten, 'Oog voor modernisme in de Blindestraat', Infoblad Antwerpse Vereniging voor Bouwhistorie en Geschiedenis, 2007/4, p. 4-7; Id., 'Een prikkel voor De Distel, stekels voor Francken, Stynen & co?', Infoblad Antwerpse Vereniging voor Bouwhistorie en Geschiedenis, 2009/4, p. 4-11.
[2] Cf. de plannen van Francken, afgebeeld bij de in noot 1 geciteerde artikels.
Galerij afbeeldingen (klik op foto om te openen)
(Gepubliceerd door Tim Bisschops. De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn artikel)