Archief online artikels
Onze online-artikels vervangen sinds mei 2012 de bijdragen in het Infoblad dat driemaandelijks verscheen. De AVBG wil zo sneller op de actualiteit inspelen en tegelijk een nog ruimer publiek bereiken.
In 1580 deden M[ichiel] Fabri, Jacques van Bouthem, Dierik Maesijken, Arnt van Nymeghen, Henrik Moens, Andries du Camp, Gijsbrecht Eijskens en François Schott hun beklag over het belemmeren van de vrije doorgang in de Reyndersstraat en verzochten het stadsbestuur daartegen de nodige maatregelen te nemen. De overheid ging hier op in en verbood nog enige wagens te stallen voor de huizen van de kooplui en andere bewoners in genoemde straat en ze vrij te houden van alle mogelijke afval en 'vuylicheyt'.
Een caducken ende ruynieusen huyse in de Reyndersstraat
Auteur: Gil Degueldre
Publicatie: 22/03/2015
In 1580 deden M[ichiel] Fabri, Jacques van Bouthem, Dierik Maesijken, Arnt van Nymeghen, Henrik Moens, Andries du Camp, Gijsbrecht Eijskens en François Schott hun beklag over het belemmeren van de vrije doorgang in de Reyndersstraat [1] en verzochten het stadsbestuur daartegen de nodige maatregelen te nemen. De overheid ging hier op in en verbood nog enige wagens te stallen voor de huizen van de kooplui en andere bewoners in genoemde straat en ze vrij te houden van alle mogelijke afval en vuylicheyt. [2]
Van vijf van de acht ondertekenaars van die ‘supplicatie’ weten we waar ze precies woonden, [3] namelijk op de zuidzijde van de Reyndersstraat. Michiel Fabri, procureur, verbleef in 1584 als eigenaar in het huis (VI-546.a) tegenover ‘Het Wapen van Leyen’ (VI-544 [4]). De lakenkoopman Andries du Camp was eigenaar van het huis ‘De Olifant’ (III-178). In 1584 echter bleek de eigenaar reeds de stad uit en was het huis onbewoond. Arnt (Aart) van Nymeghen huurde het huis (III-180) naast ‘De Stad Weert’ (III-179). Henrick Moens, lakenkoper, was inwonend eigenaar van het huis ‘In de Bot’ (III-182) op de zuidhoek van de Reyndersstraat en de Hoogstraat. Ten slotte, de koopman François de Schott was eigenaar van de ‘Witte Arend’ (III-174-175), [5] waarvan hij ook een gedeelte bewoonde.
In 1596 waren er opnieuw moeilijkheden voor de buurtbewoners van de Reyndersstraat en omgeving. Matthijs van Aken, bewoner van het huis op de westhoek de straat die liep naar de Vrijdagmarkt – de latere Leeuwenstraat – verklaarde op 17 juli van dat jaar ten overstaan van notaris Jan van Sonne dat ‘zeker huijs gestaen opden hoeck vande straeten loopen[de] vuijte Reijnderstraete naede vrijdaechs merckt waerts tegens over zijns comparants huijs gestaen opden andere hoeck van[de] zelver straete, is geheel ruineus en[de] de mueren daeraff staen[de] vuijten loode, alsoe dattet tegenwoirdel[yck] met schoren geleght aen zijns comparants hoeckhuijs wordt onderstuent en[de] over sommige jaeren onderstuent is geweest, en[de] gemerckt dat allen tzelve tendeert tot grooter schade van hem comparant en[de] nijet en is zonder groot perijckel van zyn[en] huijse en[de] vande goede lieden die aldaer passeren.’ [6] De eigenaar van dit bouwvallig huis was een zekere Engel Bontens alias ‘Engel de buijldrager’ die op de Dries woonde. De waard van de herberg ‘Sint-Digne’ in het Kipdorp [7] werd op 24 juli als renteheffer mede aansprakelijk gesteld. Geen van beiden was blijkbaar geneigd enige verantwoordelijkheid te dragen of was solvabel genoeg om de nodige herstellingen te doen. De waard van ‘Sint-Digne’ was van oordeel dat ook alle andere ‘rentieren’ moesten bijdragen in de geleden schade en kosten.
Het stadsbestuur besloot dan maar zelf in te staan voor de afbraak van het bouwvallig huis en meteen de smalle doorgang naar de Leeuwenstraat en Vrijdagmarkt te verbreden. De kosten hiervan zouden verhaald worden op de eigenaars van de nabije omgeving. Maar eerst moest daartoe toestemming verkregen worden van de kanselier van Brabant. [8]
Op die toestemming werd niet gewacht, want Jacques vanden Schrieck en Mattheus van Heerle, gezworen (beëdigde) erfscheiders van de stad Antwerpen, waren door Schepen Jan de Pape en pensionaris Joos de Weerdt reeds eerder belast met het opmeten van de gevels van de huizen aan beide zijden van de straat ‘loopende vande Reijnderstrate naer de Vrijdachs mert.’[9]
SAA, PK 2228, los stuk, 2 augustus 1596: fragment uit de akte van notaris Jan van Sonne
SAA, PK 2228, los stuk, 4 september 1596: fragment uit het rapport van de erfscheiders
Het verslag daarvan werd door beide erfscheiders ondertekend op 4 september 1546. Twee summiere schetsen van de plattegrond met daarop de vergoeding of beter de te leveren bijdrage in de onkosten voor afbraak en verbreding van de straat, staan erop vermeld. De erfscheiders ontvingen 6 gulden als ereloon.
PK 2228 – los stuk: schets van de Leeuwenstraat met per blok de aanvankelijke taxatie per voet
Het huizenblok Gierstraat alias Valkstraat – Bergstraat was in totaal 77 voeten breed. Per voet moest hiervoor 10 stuivers bijgedragen worden. Het blok Bergstraat – Reyndersstraat mat 105 voeten. Elke voet werd op 2 gulden getaxeerd of viermaal meer dan het vorige bouwblok. De hoek op de westkant, die in feite als ondersteuning diende, met het huis ‘De Fortuin’ werd eveneens op 2 gulden getaxeerd. De overige huizen richting Vrijdagmarkt op 1 gulden. Vanaf het ‘Wapen van Antwerpen’ tot en met de hoek van de Vrijdagmarkt gold een bijdrage van 10 stuivers per voet.
0p 13 september kregen schepen Jan de Pape en pensionaris Joos de Weert opdracht de naaste geburen van de hoek van de Reyndersstraat / Leeuwenstraat bijeen te roepen en hen in kennis te stellen van de te verwachten belasting. [10]
Tegen de taxatie rees heel wat protest. Met uitzondering van welgeteld één eigenaar – Fernijn Bertry, eigenaar van de ‘Rode Leeuw’ – ging niemand akkoord met de vooropgestelde bedragen, [11] laat staan dat ze op vrijwillige basis zouden bijdragen. Nochtans waren die reeds gevoelig verminderd: van 15 stuivers naar 10 en van 3 gulden naar 2. Enkel ‘De Appelhage’ alias ‘Bont Paard’ (VI-538) en ‘Het Hert’ (VI-539) op de noordzijde van de Reyndersstraat, dus aan de overkant van het bouwvallig huis, bleven getaxeerd op een bijdrage van 2 gulden per voet.
PK 2228 – los stuk – schets van de Leeuwenstraat met per blok de gereduceerde taxatie per voet
Maar nog bleek de goegemeente niet geneigd te betalen en het regende bezwaarschriften. [12] Ten einde raad besloot het stadsbestuur zich te wenden tot de kanselier van de Raad van Brabant met het verzoek de vervallen woning te mogen afbreken ‘dwelck door outheijt onderseth [is] tegens het valle[n], waer doore de helft van de strate soe becom[m]ert is, dat [...] by nae egheene passagie en is.’ [13]
SAA, PK 2228, nr. 15: fragment uit de bezwaarschriften van getaxeerde inwoners, 17 september 1596
Op 9 oktober werd meester Joos de Weert, pensionaris van Antwerpen, afgevaardigd naar de Raad van Brabant in Brussel om aldaar, naast andere te behartigen stadszaken, een octrooi te bekomen om de onkosten voor de afbraak van het bouwvallig huis - het ‘caduycken ende ruynieusen huyse opden hoeck van[de] Reijnderstraete loopende nae de vrydaegs merckt’ - en de verbreding van de steeg en de onkosten daaruit voortvloeiend te mogen verhalen op de eigenaars uit de omgeving. [14] Als argument werd gesteld dat de respectieve bewoners zouden genieten van een brede straat, in casu de verbreding van een doorgang naar de Leeuwenstraat.
Of onderhandelaar Joris de Weert in zijn opdracht slaagde valt niet onmiddellijk te achterhalen. Zijn opdracht ontving hij op 9 oktober 1596, maar reeds op 14 oktober 1596 riep de magistraat hem terug met de opdracht naar Mechelen te reizen, vermoedelijk om in de Grote Raad het proces rond Peter Deriche te volgen. In elk geval werd hij vergoed en ontving 36 gulden 7 stuivers voor gedane prestaties en onkosten. [15]
In afwachting van de beslissing van de Raad van Brabant was de stad Antwerpen wel eigenaar geworden van het pand in kwestie. Engel ‘de buyldrager’, die voluit Engel Bontens heette, en zijn vrouw Marie Rombouts, hadden namelijk op 24 oktober 1596 om begrijpelijke redenen hun eigendom aan het stadsbestuur overgedragen. [16] Vrij vlug deed de Stad dit eigendom van de hand, want op 21 januari 1597 werd de verkoop gesloten van ‘een erve gelegen in de Reyndersstraat op den hoek van de Leeuwenstraat.’ [17] Koper was niemand minder dan de reeds genoemde erfscheider Jacques van de Schriecke. Hij betaalde 1.000 carolusgulden voor ‘een zekere erve …, groot omtrent een roede ho[n]dert en[de] vyventachtich voeten o[n]begrepen der juster maten metten edificien en[de] materiale [daer]op staen[de] met alnoch de materiale zo va[n] steen, yse[r] en[de] houtwerck eensdeels liggen[de] affgebroken en[de] eensdeels alnoch staen[de] opde vrs. erve als oock op de erve [daer] voe[re] geleen, diemen sal applicere[n] tot het vuytslaen en[de] breeden van[de] straete ald[aer]...’
SAA, T 1715, nr. 2623/2: de koper moet op zijn kosten het huis afbreken, alle materiaal opruimen,
de kelder onder de straat overwelven en de straat kasseien, 21 jan. 1597 (fragment)
Naast de koopsom werd een aantal strenge bepalingen in de akte opgenomen. De koper moest de (bouwvallige) gebouwen op het erf op zijn kosten afbreken en al het materiaal en afval – ‘gruys’ – opruimen, zodat de straat verbreed kon worden. De kelder hieronder moest hij overwelven en kasseien, zodat men met een gerust hart met karren, paarden, geladen of ongeladen wagens, hierover kon rijden. Bovendien moest hij ten ‘eeuwighen daghen’ de kelder onderhouden, zonder enige financiële tussenkomst van het stadsbestuur. In ruil mocht hij de kelder gebruiken en werd hij vrijgesteld van de rechtmatige keldercijns.
Amper drie weken later werd op de Vrijdagmarkt ‘De Fortuyne’ geveild, toen ‘een nieuw steenen huys met eenen achterhuyse.’ [18] Koper was Jacques van den Scriecke de jonge, ten voordele van zijn vader. De ‘Fortuyne was’ gesitueerd in de Reynderstraat tussen ‘sekere nieuwe begonste huysinge toebehoirende den voorscreven Jacques van[den] Scriecke […] ende de huysinge ende erve van tVercken […]’. Achteraan grensde het aan het erf van de in de Leeuwenstraat gelegen ‘Rooden Leeuw.’
Jacques van de Schriecke kwam zijn verplichtingen na. Reeds op 6 november 1597 kon hij twee huizen verkopen: het ene genoemd ‘De Gulden Fonteyne’ en het andere ‘Het Gulden Cruys.’ Het eerste lag op de hoek Reyndersstraat/Leeuwenstraat en het tweede daar naast maar in de Leeuwenstraat. [19] De nieuwe eigenaars waren kousmaker Sedrach Willemss. en zijn vrouw Sara Janss., weduwe van Jan Save.
Bij de verkoop van de ‘Gulden Fonteyne’ en het ‘Gulden Cruys’ werd bepaald dat de ‘weerdribbe’ zowel ten dienste stond van de genoemde twee huizen als van het huis ‘De Fortuyne’. De ruiming ervan moest beurtelings geschieden of langs ‘De Fortuyne’ of langs het ‘Gulden Cruys’. De kosten voor onderhoud en ruiming vielen ten laste van de drie woningen à rato van 1/3 per eigenaar. Zowel het ‘Gulden Cruys’ als de ‘Gulden Fonteyne’ mochten ten eeuwige dage water trecken uit de bornput van ‘De Fortuyne’ [20] met twee pompen en ‘eender buyse’.
De aankoop van ‘De Fortuyne’ moet voor Jacques van de Schriecke erg belangrijk zijn geweest. De ‘Gulden Fonteyne’ werd namelijk gedeeltelijk gebouwd op het erf van ‘De Fortuyne:het deel van[de] erve van tvoirn. huys genaempt de Fortuyne [daer]oppe tvoirn. huys genaempt de Gulden Fonteyne als vore eensdeels gebouwt en[de] geerigeert is.’ [21] Op 6 augustus 1604 werd ‘De Fortuyne’ met achterhuis opnieuw verkocht: [22] ‘een nyeuw steenen huys met eenen achterhuyse […] de Fortuyne, […] gelegen inde Reynderstr[ate] alhier, tussen sekere nyeuwe huyss[e], geheeten nu ter tyt de Fonteyne’.
Ook voor ‘De Fortuyne’ golden bijzondere bepalingen: ‘aengaende den trap den welcken hy comparant (Jacques van de Schriecke) ge[steld] en[de] doen stellen heeft achter opde plaetse van desen huyse de Fortuyne, dat den vrs. trap aldaer sal blyven staen […] inder vuegen en[de] formen gelyck dien nu ter tyt aldaer staen[de] is, zonder dat de proprietarisen van desen huyse den vrs. trap selen mogen [ver]setten oft hooger maken daer dien tegenwoordel[yck] en is op dat het licht van[de] stal (dat eertyts eene coeckene is geweest) van[de] huyse den Paternoster, oock inde Reynderstr[ate] gest[aen], nyet vermindert oft verduystert en worde […] Evenveel aandacht krijgen de gelasen vensteren staende inden muer vanden voorn. stalle oft coeckene en de dackvenstere van[de] voors. huyse den Paternoster en[de] de cruysvenstere van[de] camere boven den vrs. stal oft coeckene […].’
Nawoord : het trieste lot van het hoekhuis Reyndersstraat / Leeuwenstraat
© Vlaamse Gemeenschap, 1 januari 1976
Toestand 11 juli 2011 (foto auteur)
De verkoop van de nieuwe huizen loopt tot 1622 gelijkmatig op: Sara Janss[ens], voor de tweede keer weduwe, verkocht de huizen op 17 november 1622. Op één en dezelfde dag kwam het ‘Gulden Cruys’ in handen van Hans Save en zijn vrouw Petronella Fermans en ‘de Fonteyne’ in die van Jacques Willemss., beiden zonen van Sara Janss. Van elk verkocht huis krijgen we meteen een sumiere beschrijving: ‘een huys met winckel, ceuckene, twee oppercamers boven den anderen, solder en[de] scheersolder, keldere, soo onder de huyse als onder de strate, plaetse, regenbacke […] gronde en[de] allen den anderen toebehoirten, genaempt tgulden Cruys, gestaen en[de] gelegen in[de] Leeuwestrate alhier loopen[de] naer de Vrydaechs merct, tusschen tvoors. huys gen[aamd] de Gulde Fonteyne opden hoeck van[de] voors. Leeuwestrate gest[aen] aen deen syde en[de] thuys gen[aamd] den Rooden Leeuw aen dander zyde, comen[de] achter aen[de] voors. huyse de Fortuyne in[de] Reynderstrate gest[aen].’ [23]
De beschrijving van de ‘Gulden Fonteyne’ verschilt nauwelijks van die van ‘tgulden Cruys: een huys met winckel, ceucken, twee oppercamers boven den anderen, soldere en[de] scheersoldere, keldere, soo onder den huyse als onder de strate, regenback, pompe getrocken worden[de] met eender buyse wtten regenback van[de] huyse het Gulden Cruys, hier neffens gestaen.’ [24]
Drie jaar later op 19 juni 1625, wisselde het ‘Gulden Cruys’ opnieuw van eigenaar en kwam het in het bezit van oudkleerkoper Henric Verhoeven en Marie van[de] Steenencruyce. [25] Nog diezelfde dag verkocht Verhoeven aan munter Hans de Wilde en zijn vrouw Suzanna de Vos een erfrente van 60 gulden, bepand op het ‘Gulden Cruys’.[26]
Nà 1625 tot het laatste kwart van de 19de eeuw kennen we zonder verder onderzoek de geschiedenis van het ‘Gulden Cruys’ en de ‘Gulden Fonteyne’ niet. In 1878 zijn de huizen volledig verbouwd en in 1895 is de fraaie winkelpui toegevoegd. [27] In juli 2011 bleek alles verdwenen. Wat restte was een diepe put …
GILBERTE DEGUELDRE
juli 2011
BIJLAGEN
Bijlage 1: SAA, PK 2228, los stuk, 2 augustus 1596 –akte van notaris Jan van Sonne met de klacht van Mathijs van Aken over het bouwvallig huis op de hoek van de Reyndersstraat en de Leeuwenstraat
Bij desen jegenwoirdigen openbaeren instrumente zij condt ende kennelijck eenen ijgelijcken dat voor mij Jan van Sonne, openbaer notaris inden Rade ons genadichs heeren des Conincx geordonneert in Brabant tot het exercitie van[de] notarisschappe geadmitteert zijn[de] Tantwerpen resideren[de], en[de] inde tegenwoirdicheijt van die naebescreven getuijgen, is gecompareert Matthijs van Aken, poorter en[de] innegesetene deser stadt, bekende ende verclaerde alsoe zeker huijs gestaen opden hoeck vande straete loopen[de] vuijte Reijnderstraete naede vrijdaechs merckt waerts tegens over zijns comparants huijs gestaen opden andere hoeck van[de] zelver straete, is geheel ruineus en[de] de mueren daeraff staen[de] vuijten loode, alsoe dattet tegenwoirdel[yck] met schoren geleght aen zijns comparants hoeckhuijs wordt onderstuent en[de] over sommige jaeren onderstuent is geweest, en[de] gemerckt dat allen tzelve tendeert tot grooter schade van hem comparant en[de] nijet en is zonder groot perijckel van zyn[en] huijse en[de] vande goede lieden die aldaer passeren, dat oijck hij naer deser stadt recht niet en is gehouden die voors. schoren in zijn[e] huijse langer te houden dan hem en belieft, Soe eest dat hij comparant aen mij notaris heeft versoght mij te willen transporteren neffens den persoon van Engel de buijldrager, woonende opden Driesch, proprietaris van[dr] voors. ondersetten huijse en[de] aenden persoon van[de] weert in Sint Dingen int Kipdorp alhier, als rentier rente heffen[de] opden zelven huijse en[de] oversulcx hem p[ar]tye gemaeckt hebben[de] en[de] alnoch maecken[de] tegens het affworpen van[de] voorscreven caducquen huijse, dwelck dese stadt om alle periculen en[de] inconvenienten te schouwen, pretendeert te doen, ten eijnde zijlieden ende elck van hun voor zoe vele als hem raecken mach, schuldich sullen zijn de voors. schoren in zijnen huijse geleght van stonden aen te amoveren en[de] aff te doen, ende voorts te stellen ontsterffelijcken borghe dat door den voors. ruineusen huijse hij comparant ende zijn familie, noch oijck zijn huijs en[de] goeden nijet en sullen wordden beschadicht en[de] ingevalle van weijgeringe oft vertreck, in sulcken gevalle te p[ro]testeren van alle costen, schaden en[de] interesten die hy daer deure alreede heeft geleden en[de] noch zal commen te lijdene, om alle die zelve op hunlieden en[de] elcken van hun te verhalen, daer ende alsoe hij te Raide zal vinden te behooren.
Aldus gedaen Tantwerpen den zeventhiensten dach Julij int jaer ons heeren alsmen screeff duijsent vijffhondert ende sessentnegentich, daermede bij en[de] over waeren Jacques van Sonne ende Andries Curty, getuygen hiertoe geroepen en[de] gebeden.
Welcken achtervolgen[de] zoe hebbe ick notaris voorn. mij getransporteert neffens den persoon van[de] weert in St. Digne int Kipdorp alhier woonachtich ende naerdijen hem lecture van tgene voors. is, was gedaen en[de] hij mij voor antwoorde gegeven hadde dat ick mij zoude addresseren aen alle dander rentieren, Soe hebbe ick naer [ver]mogen als voeren tegens hem geprotesteert van alle costen, schaden en[de] interesten alreede gedaen gehadt en[de] geleden, alnoch te doene te hebbene ende te lijden[e],
Aldus gedaen opden vierenentwintichsten dach van Julio XV C jaer ende sessentnegentich, [daer]mede bij en[de] over waeren Jacques van Sonne ende Andries Curtij, getuijgen hiertoe geroepen en[de] gebeden, ten zelffven daghe en[de] ter presentie als voere my noch gevonden ten huijse van Engel de buyldrager opden Driesch woonachtich en[de] hem nijet thuijs vindende hebbe de lecture en[de] protest als voere gedaen aen zijn[e] huijsvrouwe, die verclaerde dat zijt haeren man zal laeten weten mij daerbij zijn[de]/
In oirconde der waerheyt hebbe ick notaris voorgen[oemd] dese ondert[eeckent]
J. van Sonne, 2-8-1596
Bijlage 2: SAA, PK 562, f° 140 v°-141, Collegiaal actenboeck, 13 september 1596
Gecomitteert Mr Jan de Pape, schepene ende Mr. Joos de Weert, pensionaris deser stadt, omme voor hun te roepen de gebueren vanden ruijneusen huyse gestaen op den hoeck vande Reynderstraete ende deselve te induceren tot redelycke [con]tributie omme te [ver]vallen doncosten soo van het affbreken vanden [vrs.] huyse ende het breyden vander straeten omme tselve gedaen ende trapport der voors. comissaris[en] gehoort geordonneert te worden nae behooren. Actum XIIIa septembris 1596.
Bijlage 3: bezwaarschriften tegen de geplande contributie, 17 septembris 1596
Leeuwenstraat, oostzijde
Fonteyne, oosthoek Reyndersstr (KL VI-550.a en III-452); af te breken: Z.N. (KL VI-550.b)
Den Rooden Leeuw (zie KL III-453)
28 voet breed
E: Fernijn Bertry
à 3 gl./voet= 84 gl.
wil dit bedrag betalen mits hem wat tijd wordt gegund; verminderd tot 2 gl.= 56 gl.
tekent met een stervormig merk
Den Gouden Leeuw alias Gaanden Roeden Leeu (zie KL III-454 en 455)
16 voet breed
E: Peeter Fabre (Fabri)
à 3 gl./voet= 48 gl.;
eigenaar is bereid 2 gl. /voet te geven= 32 gl.
Den Witten Leeuw alias Wit Leeuken (zie KL III-456)
15 voet breed
E: Hans Imhoff (Jan inden Hoff)
à 3 gl./voet= 45 gl.
E verklaart dat hij arm is en niet gaat werken en maar 12 gl. kan geven;
verminderd tot 2 gl/voet= 30 gl.
De Vier Hems Kinderen (zie KL III-457)
15 voet breed
E: Hynderyk Tessers (Hendrick Tessier)
à 3 gl./voet= 45 gl., E wil slechts 1 gl./voet geven
verminderd tot 2 gl./voet= 30 gl.
Den Slapenden Leeuw
15 voet breed
E: Jan (Hans) Roeckaert
à 3 gl./voet = 45 gl.;
eigenaar kan niet meer geven dan 20 gl.;
tekent met initialen
verminderd tot 2 gl./voet
Climmende Rooijen (zie KL III-459), hoek v/h Bergstraatje
16 voet breed
E : Michiel van Beleyn
à 3 gulden/voet (sic)= 48 gl.;
eignaar bidt om gratie om dat hy is het vuyterste huys; verminderd tot 24 gulden
Den Gulden Draeck (zie KL III-460)
16 voet breed
E: de kinderen van Peeter Beckmans (voogd: Willem Greys)
Den Goutberch (zie KL III-461)
15 voet breed
E: Floris Willemss.;
à 15 st./voet= 11 gl. 5 st.; eigenaar wil dit niet betalen, zoals zijn andere buren;
verminderd tot 10 st./voet= 7 gl. 10 st.
Schilt van Vranckrijck (zie KL III-462)
14 voet breed
E: Cornelis Mugghen;
à 15 st./voet = 10 gl. 10 st.; eigenaar leed geen schade door het blijven staan van het caducq huijs;
verminderd tot 10 st./voet= 7 gl.
Den Gulden Engel (zie KL III-463)
15 voet breed
E: Cornelis Cockx; à 15 st/voet = 11 gl. 5 st.; vrouw van eigenaar wil niet betalen;
verminderd tot 10 st/voet= 7 gl. 10 st.
Bloeyenden Wyngaert, den hoeck vande Valckstraet (nu Gierstraat) (zie KL 464.a+b,)
17 voet breed
E : Geerart Vrints; à 15 st/voet= 12 gl. 15 st.;
eigenaar wil niet meer geven dan 6 gulden;
verminderd tot 10 st./voet= 8 gl. 10 st.
Leeuwenstraat, westzijde
Hoekhuis [28] tegenover de smisse met De Fortuin (zie KL III-449, 450 en 451)
38,5 voet breed
E: Matthijs van Aken [29]
à 3 gl./voet= 115 gl. 10 st.
ook eigenaar v/h Schild van Frankrijk (III-462?),
12,5 voet breed à 30 st./voet= 18 gl. 15 st.;
samen: 134 gl. 5 st.
E wil niet meer betalen dan 50 gl.
verminderd tot 2 gl./voet = 38 voet à 2 gl. = 77 gl.
& 1 gl./voet= 12 gl. 10 st.; samen: 89 gl. 10 st.
procureur Fabri tekent voor E met een merk
Den Swerten Leeuw (zie KL III-448.a+b)
21 voet breed
E: Jan Peeters (Pieters) in naam van Magdalena de Robiano, rentierster
à 30 st./voet= 31 gl. 10 st.; weigert dit bedrag te betalen
Het Gulden Hooft (zie KL III-444)
26 voet breed
E: Hendrick Janssens
à 30 st./voet= 39 gl.
E verklaart geen middel te hebben dit bedrag te betalen
vermindert tot 1 gl./voet= 26 gl.
Den Lauwerier Boom met de Witte Swane (zie KL III-443.a+b)
31 voet breed
E: Derick van Riswyck (Dierck van Rijnsbeeck)
à 30 st/voet= 46 gl. 10 st.
wil niet meer geven dan 18 gl.
verminderd tot 1 gl./voet= 31 gl.
Wapen van Antwerpen met de poort en andere huizen (zie KL III-438, 439, 440 en 441)
69 voet breed
E: Adriaan Tacket (Staket); procureur : Michiel Fabri (VI-546)
à 30 st./voet voor 14,5 voet= 21 gl. 15 st.
à 15 st/voet voor 54,5 voet= 39 gl. 7 st.= fout = 40 gl. 17,5 st.
samen: 61 gl. 2 st.= fout = 62 gl. 12 st.
Tacket verklaarde voor Mr Jan de Pape niet te moeten bijdragen “midts desen syne huysen die inde straet syn gelegen inde by d’amolitie vande selve huysingen op hen profyt en… gemeten, maer wel schade ende achterdeel vuyt desen dat de smidt die int voors. caducq huijs is woenende gehuert heeft het huys gestaen naest den huyse des voirs. Tackets inde Reyderstrate, door het gernijs vanden welcken syne dacken grootelicx wordden verargert”
Z.N., 2 huisingen nabij de hoek v/d Vrijdagmarkt (zie KL III-436 en 437)
34 voet breed
E: Clara van Landonck, weduwe van Hencxhoven
à 15 st./voet= 25 gl. 15 st.= fout, moet zijn 25 gl. 10 st.
Z.N., hoek aan de Vrijdagmarkt (zie KL III-435)
22 voet breed
E: Willem Goedevaerts
à 15 st./voet= 16 gl. 10 st.
eigenaar weigert te betalen omdat daardoor "syne pant dairby soudde syn verargert"; bovendien is hij reeds zwaar belast met renten;
verminderd tot 10 st./voet= 11 gl.
Bijlage 4: SAA, PK 562, f° 144, Collegiaal actenboeck, 9 oktober 1596 [30]
Gecomitteert Mr. Joos de Weert, pensionaris des[er] stadt, omme te reys[en] nae Brussele ende aldaer inden Rade van Brabant te [ver]suecken ende [ver]volgen octroy omme de proprietarisen vanden huysen staende neffens den caducquen ende ruyneus[en] huyse opden hoeck vande Reynderstraete loopende nae de Vrydaegs merckt te mogen doen contribueren ende stellen op redelycken tax omme te [ver]halen doncosten tot het affbreken ende hermaeken vanden selven ruyneusen huyse nae het benefitie dat sy respective [daer]dore ende omme de straete te wyden sullen comen te gemeten en[de] vant samentlycken oijck omme te [ver]volgen brieven van cassatie tegens de brieven van evocatie by Peeter Deriche inden voors. rade subrechcelycken geimpetreert van sekere saecke ende proces hangende voor comis[sarissen] vuyte weth daer]toe gecomitteert ende voorts in alle andere deser stadts aldaer voorvallende saecken te doen ende te besoigneren nae behooren. Actum IXa octobris 1596.
Bijlage 5: SAA, Tresorij 1715, akte 2605 : Engel Bontens, buildrager, en zijn vrouw Marie Rombouts dragen hun eigendom over aan de stad Antwerpen, 24 oktober 1596
in marge : J. de Pape / Mechelen
Engel Bontens, buyldrager, en[de] Marie Ro[m]bouts euis ux[ore], bekenden en[de] verlyden, dat zy mits de renten (in marge : metten achterstellen [daer]aff [ver]schenen tot desen daghe toe) vuyten naer bescr[even] huyse ghaen[de], die (geschrapt: Thomaes Aenraet) de Tresoriers en[de] Rentm[eesteren] dese[r] Stadt, vuytten naeme der [vrs.] tot henne coste zyn nemen[de] over gegeven, gece[deert] en[de] getra[n]sporteert hebben, ghaven over sine revocatione den voers. (geschrapt : Thomas A]n]raet den vrs.) Tresoriers en[de] Rentm[eesteren] tot behoeff van desen vrs. stadt, een huys metter plaetsen fundo et p[ertinentiis], gest[aen] en[de] gelegen inde Reynerstr[aete] alh[ier], tussche[n] de poorten van[de] huys[ingh] geh[eten] den Rooden Leeu ex u[n]a en[de] Denys de wagemakers huys en[de] erve ex alt[er]a, comen[de] achter aen derve van[de] voors. Rooden Leeu (geschrapt: Gel[yck] en[de] in alle), welck vrs. huys cu[m] fundo et perti[nentiis] Elisabeth van Diependale, wed[uw]e ierst werff Jans Waes des hoefsmits (die haer by zyn[en] testame[n]te gepass[eert] metter vrs. Elisabeth voer heer Jan Bloemaert, prochiaen va[n] St. Joris, als ope[n]baer no[ta]ris in p[rese]ntie va[n] getuyghe[n] opten XXVIIen dach va[n] meye a[nn]o XVC XII, alle zyn[en] haeffel[ycken] en[de] erffel[ycken], rueren[de] en[de] onroeren[de] goeden quecumque et ubicumque, ge[ge]ven en[de] gelaten heeft om[m]e die te moghen vercoopen, verthueren, [ver]theeren om (in marge:Ita en[de] welcke Ja[n] Waeys de helft en[de] de vive zestedeelen van[de] vrs. huyse [daer]aff het resteren[de] zestendeel hem van te voren toebehoorde opten XXIIII dach Jan[ua]ry a[nn]o XVC XLVI gecocht heeft va[n] Margr[et]e Scon[i]ncx, wed[uw]e lestwerff Henr[ic] Waes cum tut[ore] cum [suis] est) en[de] lestwerff Ja[n]s Mathyss. Thys Stouten sone al[ia]s van Sittaert, die insgelycx alle zyn[en] overschieten[de] goeden haeffel[ycke] en[de] erffl[ycken] by zyn[en] testame[n]te gepass[eert] voer La[m]bert va[n] Ghestel, ope[n]baer no[ta]ris, in p[rese[n]tie va[n] getuyghen opten VIIIen dach Augusty a[nn]o XVC LXXVI, gev[ende] de [vrs.] Elisabeth ove[r] haeren vryen wille [daer]mede te doene de vrs. te versetten, te [ver]coopen, alsoe haer dat gelieven soude en[de] oock gemaeckt en[de] gelaten heeft) he[n] co[m]para[n]ten o[n]der andere[n] goeden by haren testame[n]te en[de] vuytersten wille gepass[eert] voer Jan[n]e Dries, ope[n]baer no[ta]ris, in p[rese]ntie va[n] getuyghen opten XXen dach Octob[ris] a[nn]o XVC en[de] LXXXIII, gegeven, gelaten en[de] gemaect heeft, al naer luyt van[de] brieve en[de] bescheede [daer]aff zyn[de].
Droeghen oppe te waerne op XVIII st. IIII d. XV […] br[abants] erfl[yck] den erffgen[aemen] Aerts van Corct oft actie hebben[de]. Item VI lb. br[abants] erfl[yck] den erffgen[aemen] wylen Claes van[den] Wiele oft actie hebben[de] en[de] vyftich k[arolus] gl. erfl[yck] Willem Waeys He[n]ricxsse. wylen cum suis oft actie [daer]af hebben[de] [daer] jaerl[yckx] vuytghaen[de] prout l[ite]rae en[de] anders nyet.
XXIIIIa Octob[ris] 1596
Bijlage 6: SAA, Tresorij 1715, akte 2623, 21 januari 1597 : Jacques van de Schriecke wordt onder bepaalde voorwaarden eigenaar van de af te breken huizen
in marge : F. De Santacruz / L. Tseraerts
Jo[n]cker Niclaes Rockocx en[de] Jacques de Schot als Tresoriers en[de] Joris Vekema[n]s als Re[n]tm[eeste]r deser stadt en[de] vuyten naeme der vrs. stadt en[de] als by myn[en] heeren Burgerm[eeste]ren en[de] Schepe[nen] der vrs. stadt geauthoriseert wege[nen], blyck[ende] by der acten [daer]aff zyn[de] van[de] daten den XXIXen dach nove[m]bris lestleden get. by den greffier A. Dyck qua[m] vidimus en[de] [daer]aff den innehouden int eynde van desen geinsereert is, bekenden en[de] verlyden dicta dat zy mits der so[mm]e van (in marge : sessehondert ende sesthien carolus) (geschrapt : drye ho[n]dert acht) gul[den] eens, die Jacques va[nde] Schriecke, gesworen erffscheyde[r] des[er] stadt hen gereet opgelecht en[de] betaelt heeft en[de] de rente vuyte naerbescreven erven ghaen[de], vercocht hebben wel en[de] wettel[yck] den voers. Jacques van Scriecke zekere erve cum fundo et pertinentiis, groot omtrent een roede ho[n]dert en[de] vyventachtich voeten o[n]begrepen der juster maten, metten edificien en[de] materialen [daer]op staen[de] met alnoch de materialen zo va[n] steen, yse[r] en[de] houtwerck, eensdeels liggen[de] affgebroken en[de] eensdeels alnoch staen[de] opde vrs. erve, als oock op de erve [daer] voe[re] gelegen, diemen sal applicere[n] tot het vuytslaen en[de] breeden van[de] straete ald[aer] (in marge : bonum de welcke breet sal moeten zyn en[de] blyven XXI ½ voeten approbo), gestaen en[de] gelegen inde Reynerstraete alh[ier] opten hoeck van[de] Leeustrate lopen[de] naer de Vrydaechs merct toe. Gel[yck] en[de] in alle de manieren Engel Bontens, buyldrage[r], en[de] Marie Ro[m]bouts eius ux[ore] opten XXIIIIen octob[ris] lestleden he[n] co[m]para[n]ten tot behoeff van desen vrs. stadt overgegeven, gecedeert en[de] getra[n]porteert hebben p[rout] l[ite]ra qua[m] tradideru[n]t ende om[m]e welcke voers. erve metten edificien en[de] materialen ghel[yck] vrs. is, ten hoochsten en[de] meesten proffyte te bre[n]ghen[en] zy co[m]para[n]ten die tot diverss[en] vrydaghen hebben doen vuytroepen en[de] veylen, te coope een[en] yegelicken enen naer ter vryer vrydaechs merct deser stadt by Guill[amm]e de Scryvere, gesworen oudecleercoope[re] der vrs. stadt, waer aff naer vele roepens ten slot en[de] ey[n]de, namel[yck] des vrydaechs den XXIXen nove[m]bris lestleden den palmslach van[de] coope als leste v[er]hooghe[r] en[de] meest [daer]vore bieden[de] o[n]tfa[n]ghen heeft de voers. Jacques van Scriecke voer de som[m]e va[n] thie[n]ho[n]d[ert] k[arolus] g[ulden] ee[n]s naer luyt van[de] coopcedulle [daer]aff zyn[de], onderteele[n]t J. Cornely, not[ari]s p[ubli]cus.
Droeghen oppe te waerne op XXIII k[arolus] gul[den] erfl[yck] […] (n.i.) [daer] jaerl[yckx] vuytgaen[de] p[ro]ut l[ite]ra en[de] anders nyet. Ende de vrs. XXIII k[arolus] gul[den] erfl[yck] heeft de vrs. Jacques va[n] Scriecke qui etia[m] co[m]paruit geloeft en[de] geloefde mits desen p[ro] se et suis van[de] voers. XXIXen nove[m]btis lestleden voordane eeuwel[yck] dueren[de] jaerl[ycx] te gelden[en] en[de] te betalen[en] sonder deser stadt cost, last oft schaede. De v[oo]rsc[reven] erve cu[m] fundo et p[ertinentiis] et ulterius se et sua [daer]voe[re] verbinden[de] en[de] te pa[n]de[n] setten[de].
Condi[tie] dat de voers. Jacques va[n] Scriecke gehouden en[de] schuldich sal wesen de vrs. edificien tzyn[en] coste aff te breken en[de] de materialen en[de] gruys te ruymen, soe datmen de straete ald[aer] in heure geconcipierde breyde gevuechgel[yck] sal moghen gebruycken en[de] dat hy oock de voute oft kelde[r] liggen[de] voer de gebreede straete tzyn[en] coste sal moeten overwelven en[de] daer boven cassyen soe datme[n] met wagen[en], kerren en[de] peerden, geladen en[de] ongeladen sal moghen daer over ryden en[de] passeren en[de] alsoe ten eeuwighen daghen moeten onderhouden sonder deser stadt cost, last oft schaede, dies soe sal de vrs. van Scriecke de voorn. voute oft keldere o[n]der de vrs. gebreede straete liggen[de], moghen gebruycken sonder eenighen chyns oft recognitie [daer]voere te derven betaelen.
Die vigesimo primo Jan[ua]ry 1597
Tpontgelt van wegen deser stadt geremitteert.
Bijlage 7: SAA, SR 427, f° 208-209, 6 november 1597 –erfgeving door erfscheider Jacques vanden Schriecke van 2 nieuwe huizen aan kousmaker Sedrach Willemss[en]
in marge: H. E. Vander Dilft / G. De Rieva
Jacques vanden Schriecke, gesworen erffscheider deser Stadt, gaf terve en[de] in erfflycken rechte Sedrach Willemss., cousmaker en[de] Sara Janss., weduwe was wylen Jans Save euis uxore, twee huysen (geschrapt : metten gronde en[de] toebehoirten daer af deen genaempt is de Gulden Fonteyne en[de] dander tgulden Cruys) gestaen en[de] gelegen te weten deen genaempt de Gulden Fonteyne inde Reynerstrate alsnu opten hoeck vande Leeuwestrate loopende naerde vrydaeghs merckt en[de] dander genaempt tGulden Cruys daer neffens en[de] achter inde selve Leeuwestr[ate], beyde metten gronde en[de] allen den toebehoorten, en[de] met eender gemeynder weerdribben totte selve twee huysen en[de] den nabescreven huyse genaempt de Fortuyne dienende (in marge: die by elck der selver huysen voor een derdendeel geruympt, gerepareert en[de] onderhouden sal moeten wordden, dan sal de ruyminge moeten geschieden lancx tvoirn. huys gen[aamd] de Fortuyne en[de] tGulden Cruys over de hant) en[de] metten gerechticheyt van ten eeuwighen daghen water te mogen trecken vuyten borneputte van[den] selven huyse genaempt de Fortuyne, gelyck jegenwoordel[yck] met twee pompen en[de] eender buysen gedaen wordt, behoudel[yck] dat de voirn. erffnemeren oft henne nacomelingen by tyden proprietarisen van dese voirn. twee huysen thennen coste selen moeten doen d’oncosten en[de] reparatien die by tyden daerom[m]e gedaen selen moeten wordden, met oick tgebruyck van[de] vouten oft kelde[rs] liggende onder de voirs. Leeuwestrate sonder deser Stadt eenigen chys oft recognitie daer voe[r] te derven betalen, Behoudel[yck] oic dat de selve erffnemeren oft henne nacomel[inghen] de selve voute ten eeuwighen daghen selen moeten onderhouden soo datmen met waghene, kerren en[de] peerden geladen en[de] ongeladen sal mogen daer over rijden en[de] passeren sonder der selver Stadt cost, last oft schade
Gelyck en[de] in alle der manieren hy erffgev[er] de voirn. twee huysen heeft doen bouwen en[de] erigeren op seke[r] erve die Tresoriers en[de] Rentm[eeste]r[en] des[er] stadt vuyten name der selver Stadt opten eenentwintichsten January lestleden hem erffgeve[r] getransporteert hebben en[de] oick eensdeels tvoorn. huys genaempt de Gulden Fonteyne op een deel van[de] erven van tvoorgeruert huys genaempt de Fortuyne daer neffens inde voorn. Reynderstrate gestaen en[de] gelegen, dwelck Maria Velle met heure consoirten hem opten thiensten february [daer]naer oick getransporteert heeft, tsiaers erfflyck (boven – geschrapt : de eenhondert sessentsestich k[arolus] gul[den] erffl[yck]; in marge: bonum eene som[m]e ghelts approbo) die de voirn. erffnemere aen[de] voorn. erffgevere gereet (geschrapt: tegens den penn[ing] sesthiene) afgelost en[de] afgequeten hebben, soo de selve erffgeve[r] bekende warachtich te syne om[m]e noch vyftich k[arolus] gul[den] [...] goet van goude en[de] swaer van gewichte ofte de weerde daer voe[re] in anderen goeden ganckbaren en[de] gepermitteerden gelde gelyck telcken daghe van betalinghe alhier t’Antwerpen gemeynlyck cours en[de] ganck hebben, sal jaerlycker en[de] erfflycke[r] renten te geldenen en[de] te betalene van[den] voirn. erffnemere en[de] van henne nacomel[ingen] den voirn. erffgeve[r] en[de] Elisabetthe Braems zyne wettighe huysvr[ouwe] en[de] henne nacomel[ingen] erffl[yck] en[de] eeuwel[yck] dueren[de], Alle jare te Bamisse ------- waer af dierste jaer renten vallen en[de] verschynen sal te Bamisse naestcomende.
Voordane geloeffde de voirn. erffgeve[r] de voirn. twee huysen metten gronde en[de] toebehoirten voirn. den voirn. erffnemere en[de] henne nacomelingen te waerne en[de] te claerne tallen dagen los, vry en[de] quyte van alle ande[re] voorcom[m]eren en[de] calaengien, vuytgenomen vierentwintich k[arolus] gul[den] erffl[yck] [...] ende viertich k[arolus] gul[den] erffl[yck] der voirn. erffnemersse welcke viertich k[arolus] gul[den] erffl[yck] (geschrapt: de selve erffgeve) derffnemeren aen hen selven vindende zyn en[de] oversulcx hier mede zyn smilten
Ende de voirn. vierentwintich k[arolus] gul[den] erffl[yck] hebben de voirn. erffnemeren geloeft en[de] geloeffden midts desen van Bamisse lestleden (in marge: bonum want zij de voirn. twee huysen alsdoen aenveerden approbo) voordane erfflyck en[de] eeuwel[yck] dueren[de] jaerl[ycx] te geldene en[de] te betalene, sonder mindernissen oft afcortten van des voirn. erffgevers en[de] synen voirn. huysvrouwe, vyftich k[arolus] gul[den] erffl[yck] voirn[oem]t en[de] oick sonder desselfs erffgevers synre goeden en[de] nacomel[ingen] cost, last oft schade de voirn. twee huysen metten gronde en[de] toebehoirten voirs. en[de] voordane hen selven en[de] alle hennen ander[en] goeden rueren[de] en[de] onrueren[de], jegenwoirdige en[de] toecomende, [daer]voe[ren] [ver]binden[de] en[de] te pande settende.
Ende dat het deel van[de] erve van tvoirn. huys genaempt de Fortuyne [daer]oppe tvoirn. huys genaempt de Gulden Fonteyne als vore eensdeels gebouwt en[de] geerigeert is medepant is en[de] blyft over thien k[arolus] gul[den] erffl[yck] der kinderen Henricx Fleys
Item seven k[arolus] gul[den] erffl[yck] Adrianen [Ver]meeren
Item ses k[arolus] gul[den] erffl[yck] Henricken Doby
Item drye kar[olus] guld[en] erffl[yck] Catlynen vander Steghen
Item tweelff k[arolus] gul[den] erffl[yck] Gheerde Speelmans en[de] over tweelff k[arolus] gul[den] erffl[yck] Janne de Bodt en[de] consoirten, welcken com[m]er en[de] last van medepantschappe de voirn. erffgeve[r] gehouden sal wesen en[de] geloeft midts desen voor hem en[de] syne nacomel[ingen] jaerl[ycx] te geldene en[de] te betalene vuyt zyne voirn. restere[nde] huysinge en[de] erve genaempt de Fortuyne, sonder tvoirn. deel daer af gespleten zyn[de] en[de] [daer]oppe tvoirn. huys genaempt de Gulde Fonteyne als voe[re] eensdeels gebouwt staet en[de] oick sonder der voirn. erfnemeren heuder goeden oft nacomelingen cost, last oft schade, verbindende [daer]voe[r] deselve zyn resteren[de] erve en[de] huys ge[noemd] de Fortuyne
Ende daerenboven zyn[en] p[er]soon en[de] alle zyne ande[re] goeden, rueren[de] en[de] onrueren[de], jegenwoirdighe en[de] toecomen[de] En[de] om[m]e dat de voirn. erffgeve[r] en[de] syne huys[vrouw] en[de] henne nacomel[ingen] van henne erffrente voirn. te badt gehouden en[de] [ver]sekert soude syn en[de] blyven tallen daghen soo hebben de voirn. erffnemeren om[m]e der meerde[re] sekerheyt totte twee huysen metten gronde en[de] toebehoirten by hen als boven t’erve genomen, mede [ver]bonden en[de] t’onderpande geseth hen selven en[de] alle henne ande[re] goeden, rueren[de] en[de] onrueren[de], jegenwoirdighe en[de] toecomen[de], Behoudel[yck] dat de selve erffnemeren oft henne nacomel[ingen] de selve erffrente af selen mogen lossen en[de] quyten theuder goeder moeyten teenemale elcken penninck met sesthiene penningen der voirn. munten en[de] met verschenender renten Ende selen de huerlinghen van[de] voirn. terve gegeven huysen behouden henne huer[en] tot Sint Jansmisse inden jare XVI C en[de] een.
Sonder argelist.
Die VIe Novemb[ris] 1597.
den coope is R 80 gl. erf. tpontgelt achtentwintich gul[den] Solutum …..
in marge: facta est & Die 6. Novemb. 1597
Bijlage 8: SAA, SR 455, f° 63 v°-64 v° - 6 aug. 1604, Jacques van den Schriecke verkoopt de Fortuyne
in marge: Ja[n] de Pape / Ja[n] va[n] Stebor
Jacques vanden Schriecke, gesworen erfscheyder deser stadt, vercocht omme eene somme gelts etc. Janne Barbier, oudecleercoopere, Balthasarssone, een nyeuwt (sic) steenen huys met eenen achterhuyse f[und]o et p[ertinentiis] gen[aamd] de Fortuyne, gest[aan] en[de] gelegen inde Reynderstr[ate] alhier, tussen sekere nyeuwe huyss[e], geheeten nu ter tyt de Fonteyne ex una en[de] de huyss[e] en[de] erve van tVercken ex alt[er]a, comen[de] achter aen derve van[de] huyse geh[eeten] den Rooden Leeuw, daer inne hy comparant den Xe feb[rua]ri a[nn]o XVCXCVIItich by Maeyken van Belle Anthonisd[ochte]r met heuren manne en[de] momboire en[de] heuren consorten, gegoeyt en[de] geerft is prout l[ite]ra quam tradidit, droech oppe etc. te waerne op acht st[uivers] chyns deser stadt over den hondersten chynspen[ning] vanden casteele.
Item X gul[den] erffel[yck] den kinderen Henricx Fleys
Item seven gul[den] erffel[yck] Adriane [Ver]meeren
Item sesse gul[den] erffel[yck] Hubrechte Deby
Item acht gul[den] erffel[yck] Jorise Vekemans
Item acht gul[den] erffel[yck] Jacquese de Bot en[de] vier gul[den] erffel[yck] Janne Mys, daer jaerl[ycx] vuytgaen[de] prout l[ite]ra en[de] anders nyet, welcken commer en[de] chys de voorn[oemde] Jan Barbier (qui et[iam] comparuit) geloeft heeft en[de] geloefde mits desen van bamisse naestcomen[de] aff (wanneer hy tvrs. huys ierst aenveerden sal) voordane eeuwel[yc] durende jaerl[ycx] te geldene en[de] te betaelene. Sonder etc.
Tvoors. huys metten achterhuyse f[und]o et p[ertinentiis] [cum] dictus et ult[erius] se et sua [daer] vore [ver]bindende en[de] te pande settende, wel verstaende aengaende den trap den welcken hy comparant ge[steld] en[de] doen stellen heeft achter opde plaetse van desen huyse de Fortuyne, dat den vrs. trap aldaer sal blyven staen[en inder vuegen en[de] formen gelyck dien nu ter tyt aldaer staen[de] is, zonder dat de proprietarisen van desen huyse den vrs. trap selen mogen [ver]setten oft hooger maken daer dien tegenwoordel[yck] en is op dat het licht van[de] stal (dat eertyts eene coeckene is geweest) van[de] huyse den Paternoster, oock inde Reynderstr[ate] gest[aen], nyet vermindert oft verduystert en worde, gelyck zy dat nemmermeer noch tot egeenen daghe en selen mogen benemen, verduysteren of verminderen in eeniger manieren.
Item aengaen[de] de gelasen vensteren staende inden muer vanden voorn. stalle oft coeckene, dat de vrs. gelasen vensteren aldaer selen blyven staen ten eeuwigen dagen soo in hoochde als wyde gel[yck] die tegenwoordel[yck] aldaer staende zyn, Behoudel[yck] dat de voors. vensteren selen moeten blyven staen[en] zonder opengaen met ysere geerden [daer]inne dan met een vensterken van twee voeten en[de] eenen halven int viercante aen het bovenste van[de] zelve venstere zoo dat nu tegenwoordelycken staet, wel verstaende dat het selve vensterken nyet en sal mogen geopent worden zoo lange de vrs. coeckene sal worden gebruyct voor eenen stal, maer wel voor en[de] naer.
Ende aengaende de dackvenstere van[de] voors. huyse den Paternoster en[de] de cruysvenstere van[de] camere boven den vrs. stal oft coeckene, die selen ten eewigen dagen aldaer blyven staende gel[yck] die tegenwoordel[yck] aldaer staende zyn, te wetene de cruysvenstere met ysere geerden, alles conform den accorde [daer]aff tusschen Jaspar Mandeken en[de] zynen consorten met hem comparant den XIXen Aug[us]ti XVIC voor Schepenen alhier gepasseert.
Item sal de gemeyne weerdribbe van desen huyse en[de] huysen het Cruys en[de] Fonteyne ten eewigen daghen gemeyn blyven en[de] tot gel[ycke] coste geruympt en[de] onderhouden moeten worden, deene reyse over des eens en[de] dandere reysen over eens anders erven waer aff deerste ruyminge sal moeten geschieden over dese erve.
Item selen de voors. huysen het Cruys en[de] de Fonteyne het water mogen trecken vuytten borneput van desen huyse met eene looden buyse en[de] pompe, zoo tegenwoordel[yck] tselve gedaen wort zonder dees huys cost oft last.
Item selen de proprietarisen van desen huyse ten eewighen dage leyden allen alsulcken water alsse tegenwoordel[yck] leydende zyn, Sonder argelist.
Die sexta Augusti 1604
pontgelt (onleesbaar) 6 gl. 18 st. den coop is 65 gl.
in marge: die 6. Augusti 1604
Bijlage 9: SAA, SR 553, f° 118 v°-119 v°, 17 november 1622 - Sara Janssens, wwe Sedrach Willemssen, verkoopt het Gulden Cruys
in marge: Rase / Bejar
Sara Janssens, weduwe en[de] geïnstitueerde erfgename van wylen Sedrach Willemssen, naer luyt hennen rechiprocken testamente opden XXVIen augusti van[de] jare XVIC en[de] eenentwintich voor Bartholomeeus van[de] Berghe, [31] als Notaris in p[rese]ntie van sekere getuygen gepasseert, cum tutore, vercocht Hans Save, haren sone, en[de] Petronella Fermans, zyne wettige huysvrouwe, een huys met winckel, ceuckene, twee oppercamers boven den anderen, solder en[de] scheersolder, keldere, soo onder de huyse als onder de strate, plaetse, regenbacke (daerwt tnabescreven huys, gen[aemd] de Gulde Fonteyne (in marge: Rta vol 14, f° 299), met eender buyse water is trecken[de]), pompe, getrocken wordende wtten borneput van[de] oock naerbescreven huyse de Fortuyne, gelyck dat tegenwoirdel[yck] met twee pompen een voor desen ende een voor den voors. huyse de Fonteyne door eender buyse gedaen wordt, gemeynder weerdribben voor desen en[de] de voorn. twee huysen (daer aff de ruijminge voordane sal moeten geschieden ten eeuwigen dagen lancx tvoorn. huys de Fortuyne, dies en sal den proprietaris van[de] selven Fortuyne totten cost der selver ruyminge nyet geven oft ijet betalen, dan sal altselve gedragen en[de] betaelt moeten worden byde proprietarisen van desen huyse en[de] de huyse de Fonteyne elck voor deen helft), gronde en[de] allen den anderen toebehoirten, genaempt tgulden Cruys, gestaen en[de] gelegen in[de] Leeuwestrate alhier loopen[de] naer de Vrydaechs merct, tusschen tvoors. huys gen[aamd] de Gulde Fonteyne opden hoeck van[de] voors. Leeuwestrate gest[aen] aen deen syde en[de] thuys gen[aamd] den Rooden Leeuw aen dander zyde, comen[de] achter aen[de] voors. huyse de Fortuyne in[de] Reynderstrate gest[aen] en[de] voorts gelyck op en[de] met alsulcke andere comoditeyten, servituten en[de] gerechticheden als tselve huys eenichssints subiect en[de] competeren[de] is en[de] gel[yck] sy comparante en[de] den vrs. Sedrach Willemssen, haren manne was, tvoorn. huys metten [vrs.] huyse de Gulde Fonteyne opden sesten Novembris in[de] jare XVC en[de] sevenentnegentich tegens Jacques van[de] Schriecke, gesworen erffscheyder deser stadt, gecregen ende terve genomen hebben, prout l[itte]ris daer aff zy den [vrs.] cooperen den vidimus hier mede overgaff, droech oppe etc.
Te waerne tsestich gul[den] erffel[yck] ten pen[ning] twintich den kinde[ren] Victor de Hooghe, [daer] jaerl[ycx] wtgaen[de] p[ro]ut l[itte]ris en[de] anders nyet, welcken commer en[de] last de [vrgn.] cooperen die oick mede compareerde, geloeft hebben en[de] geloefden mits desen pro se et suis voirdane eeuwel[yck] dueren[de] jaerl[ycx] te gelden en[de] te betalene. Sonder etc. tvoors. huys et ulterius se et sua [daer]voore [ver]binden[de] en[de] te pande setten[de] Behoudel[yck] den huerlinck syne huere tot halffmeerte naestcomen[de]. Sonder argelist.
Decima septima Novemb[ris] 1622 Solut[um] 2 gul[den] R. 3 st.
in marge: tpontgelt beloopen[de] twaelf gul[den] thien st. recepit D. Fabry, 23 Novembris 1622
Bijlage 10: SAA, SR 553, f° 120-121, 17 november 1622 - Sara Janssens, wwe Sedrach Willemssen geeft haar zoon Jacques Willemss., fs. Sedracht, 23 jaar oud, de Gulden Fonteyne in erfelijke rechte
in marge: idem [Rase / Bejar]
Sara Janssens, weduwe en[de] geïnstitueerde erfgename van wylen Sedrach Willemssen, naer luyt henne rechiprocken testamente opden XXVIen augusti van[de] jare XVIC en[de] eenentwintich voor Bartholomeeus van[de] Berghe, als not[ari]s in p[rese]ntie van sekere getuygen gepasseert, cum tut[ore], in deen partye en[de] Jacques Willemssen, heuren en[de] desselfs wylen heurs mans wettich sone, oudt dryentwintich jaren (soo hy [ver]claerde) en[de] midts zyne minderjaricheyt hier toe gebruycken[de] de brieven van veniam etatis by hem te hove [ver]worven van date den vyffden deser, ondert. Steenhuyse, ons originelyck[en] gethoont, in dandere partye, bekenden en[de] [ver]lyden onderlinghe in beyden partyen dat de voorn. Sara Janssen cum tut[ore] predicti gegeven heeft en[de] gaff terve en[de] in erffelycken rechte den voors. Jacques Willemssen en[de] syn[en] nacomelingen tehoudene eeuwel[yck] en[de] erffel[yck] te besittene en[de] te gebruyckene, een huys met winckel, ceucken, twee oppercamers boven den anderen, soldere en[de] scheersoldere, keldere, soo onder den huyse als onder de strate, regenback, pompe getrocken worden[de] met eender buyse wtten regenback van[de] huyse het Gulden Cruys, hier neffens gestaen, borneput, pompe oick getrocken worden[de] met eender buyse voor desen en[de] den voors. huyse tgulde Cruys wtten borneput van[de] huyse de Fortuyne daer by en[de] ane gestaen, gemeynder weerdribben voor desen en[de] de [voor]gen[oemde] twee huysen de Fortuyne ende tgulde Cruys, daer aff de ruyminge voordane sal moeten geschieden ten eeuwigen dagen lancx tvoorn. huys de Fortuyne, dies en sal den proprietaris van[de] selven huyse de Fortuyne nu syn[de] en[de] by tyden wesende totten coste der selver ruyminge nyet geven oft yet betalen dan sal altgene gedragen en[de] betaelt moeten worden byde proprietarisen van desen en[de] den voirs. huyse tgulde Cruys, elck voor deen helft, gronde en[de] allen den andere toebehoirten, genaempt de Gulde Fonteyne (in marge: Rta vol 14 fol 229), gestaen en[de] gelegen in[de] Reynderstrate alhier opden hoeck van[de] Leeuwstrate loopende na de Vrydaechs merct, tusschen [tvrs.] huys gen[aamd] het Gulde Cruys aen deen zyde ter Vrydaechs merct waerts en[de] thuys gen[aamd] als voore de Fortuyne, daer neffens ter Reynderstrate waerts en[de] voorts met en[de] op alsulcke andere comoditeyten, servituten en[de] gerechticheden als tselve huys de Gulde Fonteyne subiect en[de] competeren[de] is en[de] gel[yck] en[de] in alder manieren den [vrs.] Sedrach Willemss. en[de] zy comparant tselve huys metten vrs. huyse geh[eeten] tGulde Cruys opden sesten novembris in[de] jare XVC en[de] sevenentnegentich tegens Jacqu[e]s van[de] Schriecke, gesworen erffscheyder deser stadt gecregen en[de] terve genomen hebben prout l[itte]ris, die zy de [voor]gen[oemde] erffnemer mede overgaff / Tsiaers erffelyck boven de somme van twee duysent car[olus] guldens eens die den voors. erffnemer hebben moeste voor zyne voirs. vaderl[ycke] goederen soo comen[de] tot state als naer heur erffgeversse afflijvicheyt en[de] die zy alsnu aen[de] pryse deser erffgevinge laet valideren en[de] cortten en[de] alsoo [daer]van theuren behoeve op heden met en[de] andere brieve oick vore ons gepasseert quitancie verleden hebben[de] omme noch een hondert car[olus] gul[den] tot twintich stuyvers tstuck goet etc. Gel[ovende] etc.
Dandum alle jare te kersse [daer]aff dierste jaerrenten vallen en[de] [ver]schynen sal te kersse (geschrapt : novembris) van[de] jare XVIC en[de] dryentwintich
Te waerne op nyet [daer] jaerl[ycx] vooren wtgaen[de]. Salvo quod ipsi aut suis quitabunt ad placitum teenemale elcken penn[inck] [daer] aff altyt met sesthiene penningen der munten voors. en[de] met [ver]scheender renten met conditie dat de [vrs.] erffnemer voor twee naestcomn[de] jaren en[de] langer nyet, sal gestaen der [vrs.] erffgeverse erfrente te betalen ten advenante vanden penninck twintich te weten in plaetse van[de] voors. hondert gul[den] met tachtentich gul[den] elck van[de] [vrs.] twee jaren. Pro certitudine ob[ligav]it se et sua. Sonder argelist.
Eodem die [17 november 1622] Solut[um] duplex vier guld[en] 8 st. R. 6 st.
in marge: tpontgelt beloopen[de] tweentwintich guld[en] thien st. recepit D. Fabri ut supra
NOTEN
[1] SAA, PK 2228, los stuk, 1580 (in potlood). Voor een gedeeltelijke transcriptie, zie I. Derycke en M. Hendrickx, ‘Een vader met vele kinderen: historische gegevens over de “Hage” (Oude Koornmarkt 68-70) en zijn afsplitsingen in de Reyndersstraat tijdens het “ancien régime” ’, ‘Bulletin van de Antwerpse Vereniging voor Bouwhistorie en Geschiedenis’ (2007) 1, 68-69.
[2] SAA, PK 2228, los stuk. Het is een ontwerp van reglement of een afschrift ervan. Het is ondertekend noch gedateerd en niet terug te vinden in de Gebodboeken in 1580 noch in 1581.
[3] Zie G. Degueldre, ‘Kadastrale Ligger van Antwerpen; 1584-1585; proeve van reconstructie op de vooravond van de scheiding der Nederlanden, derde en zesde wijk’ (Antwerpen: 2011).
[4] ‘Het Wapen van Leiden,’ noordzijde Reyndersstraat, bevond zich op de oosthoek van de Pelgrimstraat, volgens het wijkboek Ketgen, deel 17, PK 2272, f° 89, cf. Degueldre, ‘Kadastrale ligger’, VI, 55, volgnummer VI-544.
[5] Alias ‘Kleine Witte Arend.’ SAA, PK 2272, f° 57.
[6] SAA, PK 2228, los stuk, 2 augustus 1596, zie bijlage 1.
[7] Zie Degueldre, ‘Kadastrale ligger’, XI, 33, XI-469.
[8] Een ontwerp van het verzoekschrift bevindt zich in SAA, PK 2228, los stuk, s. d.
[9] SAA, PK 2228, los stuk, 4 september 1596.
[10] SAA, PK 562, f° 140 v°-141, 13 september 1596, zie bijlage 2.
[11] In bijlage 3 staat een overzicht van de bezwaarschriften. De volgorde is die van Degueldre, ‘Kadastrale ligger’ (zie noot 3) waarnaar telkens wordt verwezen.
[12] SAA, PK 2228, 2 losse stukken, 17 september 1596.
[13] SAA, PK 2228, los stuk, s. d.
[14] SAA, PK 562, f° 144, 9 oktober 1596, zie bijlage 4.
[15] SAA, PK 562, f° 146 en 149, 14 en 25 oktober 1596.
[16] J. Pauwels, ‘Verzameling van Oorkonden, gekend onder den naam van STADSPROTOCOLLEN’ (Antwerpen: 1880), 354, nr. 2605: huis gestaan in de Reyndersstraat naast “den Rooden Leeuw” en SAA, T 1715, nr. 2605, 24 oktober 1596, zie bijlage 5.
[17] Pauwels, ‘Verzameling van oorkonden’, 356, nrs. 2623/1-2, en 2624 en SAA, T 1715, nr. 2623, 21 januari 1597, zie bijlage 6.
[18] SAA, SR 425, f° 447 v°-448, 10 februari 1597.
[19] SAA, 355#352 ((Antwerpen: 1880)’Grootwerck’), f° 427 v° en SAA, SR 427, f° 208-209, 6 november 1597, zie bijlage 7.
[20] SAA, PK 2272, f° 63.
[21] SAA, SR 427, f° 209, zie bijlage 7.
[22] SAA, SR 455, f° 63 v°- 64 v°, 6 augustus 1604, zie bijlage 8.
[23] SAA, SR 553, f° 118 v°-119 v°, 17 november 1622, zie bijlage 9.
[24] SAA, SR 553, f° 120-121, 17 november 1622; zie bijlage 10.
[25] SAA, SR 573, f° 161 v°-162, 19 juni 1625.
[26] SAA, SR 573, f° 162-162 v°, 19 juni 1625.
[27] Zie ‘Bouwen door de eeuwen heen; inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur / deel 3 na Stad Antwerpen’, (Gent:1976), 300.
[28] ‘In Roosendael’, zie SAA, PK 2272, f° 61.
[29] Alias Matthys Schuren of Schoren, zie SAA, PK 2272, f° 61.
[30] Een afschrift van deze akte bevindt zich in SAA, PK 2228, los stuk, 9 oktober 1596.
[31] SAA, N 3455, f° 220-223, 26 augustus 1621.
Galerij afbeeldingen (klik op foto om te openen)
(Gepubliceerd door Tim Bisschops. De auteur - zie boven - is verantwoordelijk voor de inhoud van haar artikel)